1
Mensenrechten van kracht in België

 Wat zijn mensenrechten? 

Mensenrechten zijn algemene beginselen en normen die de mens het recht geven om met waardigheid en zonder discriminatie op grond van ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, overtuiging, nationale of sociale afkomst, eigendom, geboorte of andere status te worden behandeld. Deze rechten zijn onderling verbonden, onderling afhankelijk en ondeelbaar.

De Verenigde Naties (VN) is de belangrijkste internationale organisatie die het universele karakter van de mensenrechten bevordert en de bescherming en naleving ervan door haar lidstaten eist. De mensenrechten zijn opgenomen in de nationale wetgeving, in internationale verdragen en in het internationale gewoonterecht. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is de hoeksteen van de moderne mensenrechtenwetgeving en alle VN-lidstaten hebben zich, tijdens de Wereldconferentie over de mensenrechten (Wenen 1993), ertoe verbonden deze toe te passen. Het Internationaal Statuut van de Rechten van de Mens bestaat uit de Universele Verklaring, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR).

Naast de VN bevordert de Raad van Europa (RvE) op regionaal niveau ook de mensenrechten via internationale verdragen, houdt toezicht op de naleving door de lidstaten en doet aanbevelingen via toezichthoudende instanties. In de Europese Unie (EU) is het Handvest van de grondrechten van de EU (het EU-Handvest) bindend sinds 2000, toen via het Verdrag van Lissabon het Handvest in het rechtsstelsel van de EU werd opgenomen. Het is een modern handvest dat de belangrijkste door de VN en de RvE-systemen beschermde rechten omvat, maar ook andere rechten erkent (erkend door de jurisprudentie in andere systemen). Sommige van deze rechten worden beschouwd als een derde generatie mensenrechten, zoals milieu-, gegevens- en consumentenbeschermingsrechten. Ze zijn ook onderling verbonden, onderling afhankelijk en ondeelbaar. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) en de rechtbanken van de lidstaten interpreteren en passen het EU-Handvest toe.

Het internationaal humanitair recht (IHR) is ook relevant voor organisaties en mensen, omdat het de verantwoordelijkheden van staten en niet-statelijke gewapende groepen tijdens een conflict definieert en de gevolgen van gewapende conflicten tracht te verzachten. Het IHR erkent het recht op humanitaire hulp en de plicht om burgers te beschermen. De beginselen die ten grondslag liggen aan humanitaire acties zijn menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid. Alle EU-lidstaten hebben de verdragen en protocollen inzake het IHR geratificeerd. Organisaties en personen, evenals hun vertegenwoordigers, moeten daarom IHR respecteren. In geval van overtredingen kunnen zij strafrechtelijk of civielrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.

Op nationaal niveau zijn de hierboven vermelde internationale overeenkomsten bindend in België. De ratificatie van deze verdragen houdt in dat België de nodige wetgevende, administratieve en/of gerechtelijke maatregelen moet nemen om de naleving en handhaving ervan binnen de Belgische jurisdictie te waarborgen. België moet ook samenwerken met andere staten om de mensenrechten te realiseren en ervoor zorgen dat zijn eigen agenten, organisaties en personen deze verdragen respecteren. De Belgische Grondwet (Titel II) beschermt ook de grondrechten van burgers en buitenlanders in België, behalve in uitzonderlijke gevallen.

Dit instrument geeft een beknopt overzicht van de bindende mensenrechtensystemen die in België van kracht zijn en die de staat, organisaties en personen moeten respecteren en naleven. Ze zijn georganiseerd op basis van soorten rechten, maar zoals gezegd zijn ze allemaal onderling afhankelijk en onderling verbonden.

Burgerlijke en politieke rechten en vrijheden

Het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) van de VN beschermt de rechten met betrekking tot het genot van lichamelijke en geestelijke vrijheid en eerlijke behandeling. Sommige van deze rechten zijn het recht op leven, op privacy en op een eerlijk proces; vrijwaring van foltering, van slavernij, van willekeurige detentie en van discriminatie; vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. Sommige van deze rechten zijn absoluut, zoals het recht op leven en vrij zijn van foltering, maar de staat kan de meeste burgerlijke en politieke rechten in uitzonderlijke en gerechtvaardigde omstandigheden beperken.

Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), dat in het kader van de Raad van Europa (RvE) is aangenomen, garandeert ook burgerlijke en politieke rechten en vrijheden, zoals het recht op leven, het recht op een eerlijk proces, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en de bescherming van eigendom. Dit verdrag verbiedt ook foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, dwangarbeid, willekeurige en onwettige detentie en discriminatie, vergelijkbaar met het IVBPR. De relevantie van het systeem van de Raad van Europa, in tegenstelling tot het VN-systeem, is dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Straatsburg, 1959) individuele en interstatelijke klachten behandeld op basis van het EVRM en zijn uitspraken bindend zijn. Sommige lidstaten zijn gesanctioneerd, veroordeeld tot het betalen van compensatie of verplicht om hun rechtssysteem of procedures op diverse gebieden te hervormen.

Het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing versterkt de bescherming tegen foltering en onmenselijke of vernederende behandeling. Het overeenkomstige Europees Comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (CPT) van de Raad van Europa is belast met de handhaving van dit verdrag.

Het EU-Handvest garandeert fundamentele rechten en vrijheden die in zes groepen zijn ingedeeld die min of meer overeenkomen met de burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten die hierboven in de VN- en RvE-systemen zijn genoemd. De groepen die onder de titels waardigheid, vrijheden, gelijkheid en rechtvaardigheid worden genoemd, hebben betrekking op burgerlijke en politieke rechten. Daarnaast beoogt het een betere bescherming van het gezin, persoonsgegevens, het recht op onderwijs en het recht op eigendom te waarborgen. 

Het recht op privacy, dat is vastgelegd in verschillende VN-verdragenhet EVRM en het Verdrag van de Raad van Europa nr. 108, beschermt personen met betrekking tot de automatische verwerking van persoonsgegevens. Het is onlangs in de EU versterkt door de algemene verordening inzake gegevensbescherming (GDPR).

De Belgische Grondwet (Titel II) beschermt ook de fundamentele rechten van burgers en buitenlanders in België, behalve in uitzonderlijke gevallen. De beschermde rechten zijn het recht op gelijkheid en non-discriminatie, burgerlijke en politieke rechten en vrijheden en het recht op eigendom. De Belgische rechtbanken zijn dus bevoegd om de grondrechten te beschermen en af te dwingen die door de grondwet en de door België geratificeerde internationale verdragen worden erkend. Naast de grondwet beschermen ook diverse nationale en subnationale wetten deze rechten. Afhankelijk van het onderwerp worden zij in de volgende instrumenten genoemd.

Economische, sociale en culturele rechten

Het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) bevordert de bescherming en handhaving van arbeidsrechten (zoals een eerlijk loon, gezonde arbeidsomstandigheden en vrijheid van vereniging), sociale rechten (zoals het recht op onderwijs, op een adequate gezondheids- en levensstandaard) en op deelname aan het culturele leven. De term "sociale rechten" wordt meestal gebruikt als synoniem voor arbeidsrechten in andere wettelijke kaders. Dit is dus ook het geval in dit instrumentarium. Staten moeten economische, sociale en culturele rechten zonder discriminatie garanderen en stappen ondernemen om deze rechten volledig te verwezenlijken, in overeenstemming met hun beschikbare middelen en erkennend dat de kerninhoud van elk recht voor iedereen moet worden toegekend.

Het Europees Sociaal Handvest garandeert ook fundamentele sociale en economische rechten zonder discriminatie, zoals arbeidsrechten, huisvesting, gezondheid, onderwijs, sociale bescherming en welzijn. Kwetsbare personen zoals ouderen, kinderen, mensen met een handicap en migranten worden in het bijzonder beschermd. Het Europees Comité voor sociale rechten van de Raad van Europa ziet toe op de naleving van het Handvest via de collectieve klachtenprocedure en het rapportagesysteem. De besluiten van het comité moeten door de lidstaten worden geëerbiedigd, maar zijn niet rechtstreeks afdwingbaar in de nationale rechtsstelsels, zoals de arresten van het EHRM dat wel zijn.

Het EU-Handvest garandeert ook de bovengenoemde fundamentele economische, sociale en culturele rechten. Zij zijn voornamelijk opgenomen in de categorie van de solidariteitsrechten. Zij zijn van bijzonder belang voor organisaties, omdat zij de rechten met betrekking tot fatsoenlijk werk, milieubescherming, duurzame ontwikkeling en consumentenbescherming beschermen.

De Belgische Grondwet (Titel II) beschermt ook deze categorie van grondrechten en koppelt de bescherming van deze rechten aan een leven met menselijke waardigheid. Deze rechten zijn in sommige gevallen echter onderworpen aan bepaalde verplichtingen en voorwaarden voor de uitoefening ervan. In dit verband bepalen nationale en subnationale wetten hoe de grondrechten worden gewaarborgd. De door de grondwet verleende rechten zijn arbeidsrechten en het recht op gezondheid, op adequate huisvesting, op gezinstoelagen en op culturele en sociale ontplooiing. De bescherming van het recht op onderwijs wordt versterkt, aangezien universele toegang is gegarandeerd. 

Bijzondere bescherming van personen die tot kwetsbare groepen behoren

Andere relevante mensenrechtenverdragen die door de lidstaten van de VN zijn aangenomen, hebben tot doel de mensenrechten te beschermen van personen die behoren tot groepen of bevolkingsgroepen die mogelijk speciale bescherming nodig hebben om hun mensenrechten zonder discriminatie te genieten. De versterkte bescherming is ingegeven door het grotere risico van discriminatie en/of negatieve gevolgen voor de mensenrechten die deze personen of groepen kunnen ondervinden. Het zijn voornamelijk kinderen, vrouwen, inheemse volkeren, mensen met een handicap en migranten. Naast de staat moeten organisaties en personen ook vermijden dat hun activiteiten gevolgen hebben voor kwetsbare personen of gemeenschappen.

Daarnaast is het tripartiete VN-agentschap, de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), opgericht om werknemers, die als belangrijke belanghebbenden in de economische betrekkingen worden beschouwd, beter te beschermen. Andere specifieke niet-mensenrechtenverdragen zijn ook gericht op de bescherming van kwetsbare bevolkingsgroepen die het slachtoffer zijn van mensenhandel, een fenomeen dat ook wel bekend staat als moderne slavernij.

Andere verdragen van de Raad van Europa zijn ook gericht op de bescherming van kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals die welke strijden tegen corruptie, foltering en onmenselijke behandeling, mensenhandel, kindermishandeling en racisme. Deze verdragen hebben ook hun eigen controleorganen. Het EU-Handvest biedt ook speciale bescherming aan kwetsbare bevolkingsgroepen en minderheden door het recht op asiel te erkennen en de consument bescherming te bieden.

De Belgische Grondwet (Titel II) en de organieke wet van het Grondwettelijk Hof bieden ook bijzondere bescherming aan kinderen en waarborgen de rechten en vrijheden van ideologische en filosofische minderheden.

Enkele van de relevante rechten voor de doeleinden van dit instrumentarium worden hieronder vermeld:

Rechten van werknemers

Arbeidsrechten worden in het bijzonder beschermd door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), waarin regeringen, werkgevers en werknemers van de lidstaten arbeidsnormen vaststellen en beleid en programma's ontwikkelen om fatsoenlijk werk en inkomen voor iedereen, een brede effectiviteit van sociale bescherming en sociale dialoog tussen werkgevers, werknemers en de staat te bevorderen. Deze doelstellingen staan bekend als de agenda voor waardig werk van de IAO

De fundamentele beginselen en arbeidsrechten van de IAO versterken de bescherming van de vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen, en bevorderen de uitbanning van verplichte arbeid, kinderarbeid en discriminatie op het werk. De Verklaring over de fundamentele beginselen en rechten verplicht alle IAO-lidstaten, ongeacht of zij de fundamentele verdragen al dan niet hebben geratificeerd, om de arbeidsbeginselen te eerbiedigen.

Deze beginselen worden geregeld door de acht bindende basisverdragen over de mensenrechten van werknemers, die de vrijheid van vereniging, het recht om collectieve onderhandelingen te organiseren en het recht op gelijke beloning en bescherming tegen dwangarbeid, de ergste vormen van kinderarbeid en discriminatie beschermen. Deze zijn door België geratificeerd.

De vier governance verdragen vormen een aanvulling op de acht kernverdragen door het bevorderen van een betere arbeidsinspectie in het algemeen en in het bijzonder in de landbouwsector, alsmede werkgelegenheidsbeleid en tripartiet overleg over internationale arbeidsnormen.

Deze rechten worden ook op regionaal niveau beschermd door de Raad van Europa en door de EU, die ook de bescherming van werknemers heeft versterkt, met name op het gebied van discriminatie en gedetacheerde werknemers (die tijdelijk door een werkgever naar een andere EU-lidstaat worden gestuurd om daar te werken). De clausules inzake duurzame ontwikkeling die in recente handels- en investeringsovereenkomsten van de EU zijn opgenomen, zijn ook bedoeld om de bescherming van werknemers in Europese waardeketens te vergroten door van de staten die partij zijn bij deze overeenkomsten te eisen dat zij de basisverdragen van de IAO handhaven.

Bescherming tegen moderne slavernij of mensenhandel

Hoewel het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en het Protocol ter voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, met name vrouwen- en kinderhandel niet worden beschouwd als onderdeel van de mensenrechten wetgeving, vormen zij een aanvulling hierop omdat zij kwetsbare bevolkingsgroepen die het slachtoffer zijn van moderne slavernij, willen beschermen. Beide zijn in België van kracht en er bestaat ook voor subnationale regio's een specifieke verklaring van hun bindend karakter.

Op het niveau van de Raad van Europa werd ook het Verdrag inzake de bestrijding van mensenhandel geratificeerd door België en heeft tot doel het recht op fatsoenlijk werk te waarborgen en te handhaven, alsook de rechten van kwetsbare bevolkingsgroepen te beschermen.

De EU bestrijdt ook de mensenhandel. Het EU-Handvest verbiedt slavernij, dwangarbeid en mensenhandel. Het Verdrag van Lissabon verplicht de Europese wetgever ook om de mensenhandel te bestrijden, met name de handel in vrouwen en kinderen, omdat dit als een grensoverschrijdende misdaad wordt beschouwd. Deze EU-regelgevingsinitiatieven zijn opgenomen in de nationale wetgeving van de lidstaten, waaronder België.

Bescherming van de consument

De EU is de leidende regionale organisatie op het gebied van consumentenbescherming. Samen met de lidstaten heeft zij een goed gestructureerd kader ontwikkeld om deze rechten af te dwingen en schadevergoeding te eisen van de staat of van organisaties. Enkele relevante mechanismen zijn die inzake productveiligheid (gekoppeld aan het recht op gezondheid of het recht op leven), gegevensbescherming (gekoppeld aan het recht op privacy of het recht op een goede naam), misleidende reclame (gekoppeld aan het recht op leven of het recht op een gezond milieu), oneerlijke overeenkomsten (gekoppeld aan het recht op huisvesting en eigendom) en de bescherming van kwetsbare consumenten zoals kinderen. 

De EU heeft verschillende verordeningen en richtlijnen vastgesteld om de consument te beschermen, met name in economische sectoren die als sectoren van algemeen belang worden beschouwd, oneerlijke handelspraktijken die gevolgen hebben voor de consument, en geschillenbeslechting. De EU heeft ook verschillende agentschappen opgericht die gespecialiseerd zijn in de bescherming van de consument. Sommige daarvan kunnen relevant zijn voor dit instrumentarium, zoals de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (CHAFEA)en het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA).

In België heeft het Wetboek van economisch recht en andere nationale en subnationale wetten dit Europese kader verder ontwikkeld om de fundamentele rechten van de consumenten in België te waarborgen en ervoor te zorgen dat de onder haar bevoegdheid vallende organisaties de consumentenrechten respecteren en beschermen.

Milieurechten

Mensenrechten zijn ook nauw verbonden met milieubehoud. Sommige daarvan worden erkend als milieurechten, zoals: het recht op een veilig, schoon, duurzaam en gezond milieu, het recht op toegang tot drinkwater en sanitaire voorzieningen, en de procedurele rechten met betrekking tot milieukwesties (het recht op toegang tot informatie en justitie, en het recht op deelname aan de besluitvorming).

Op internationaal niveau heeft alleen het EU-Handvest het recht van de mens op een gezond milieu erkend, maar het verband tussen mensenrechten en milieubehoud wordt erkend in vele internationale verdragen, die de lidstaten verplichten industriële en andere activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu te reguleren en te beperken. Deze activiteiten houden verband met klimaatverandering en met specifieke risicovolle activiteiten zoals de productie, het vervoer en het (grensoverschrijdend) beheer van gevaarlijk en ander afval. Zij bevorderen ook gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen van de lidstaten met betrekking tot de internationale handel in deze afvalstoffen en chemische stoffen, met name de persistente organische verontreinigende stoffen (POP's).

Het initiatief inzake milieurechten van het Milieuprogramma van de VN (UNEP) moedigt staten en organisaties ook aan om deze milieurechten te bevorderen, te beschermen en te eerbiedigen. Sommige juridisch bindende overeenkomsten benadrukken ook de noodzaak om kwetsbare bevolkingsgroepen, inheemse volkeren en milieubeschermers te beschermen. Het onlineportaal van de speciale rapporteur voor mensenrechten en milieu en het InforMEA-initiatief biedt toegang tot alle multilaterale milieuovereenkomsten (MEA).

Het Waterverdrag van de Economische Commissie voor Europa van de VN (UNECE) heeft tot doel de kwantiteit, de kwaliteit en het duurzame gebruik van grensoverschrijdende watervoorraden, een beter beheer van waterecosystemen en een adequate voorziening van veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen voor iedereen te waarborgen.

Andere internationale verdragen hebben tot doel toegang te verlenen tot informatie, inspraak bij de besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. Het Verdrag van Aarhus van UNECE en het Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (PRTR's) zijn de enige wettelijk bindende internationale verdragen in verband met de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling (1992) die de participatie van burgers die met milieuvraagstukken te maken hebben, ondersteunt. Beide staan open voor wereldwijde toetreding. Andere overeenkomsten vereisen dat de lidstaten in een vroeg stadium de milieueffecten, van activiteiten die een significant negatief milieueffect over de grenzen heen kunnen hebben, beoordelen.

In het systeem van de Raad van Europa is het recht op een gezond milieu voornamelijk beschermd door de jurisprudentie van het EHRM en de besluiten van het Europees Comité voor sociale rechten. In deze besluiten wordt erkend dat negatieve milieufactoren van invloed kunnen zijn op individuele rechten en dat de burgers als gevolg daarvan procedurele rechten moeten hebben op toegang tot informatie, op deelname aan besluitvormingsprocessen en op toegang tot de rechter in milieuzaken. Deze organen hebben ook een aantal individuele rechten of economische vrijheden, zoals eigendomsrechten, beperkt wanneer hun genot nadelige gevolgen heeft voor het milieu. De Raad van Europa heeft het Verdrag inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht opengesteld voor ondertekening en ratificatie, maar het is tot dusver door geen enkele lidstaat, behalve Estland, geratificeerd.

Zoals uitgelegd, wordt in het EU-Handvest het recht op een gezond milieu erkend en beschermd. Als gevolg daarvan regelt de EU in detail de sectoren water, lucht, natuur, afval, lawaaihinder en chemicaliën, alsmede andere daarmee samenhangende onderwerpen zoals milieueffectrapportage, toegang tot milieu-informatie, inspraak van het publiek en aansprakelijkheid voor milieuschade.

Het EU-milieuaansprakelijkheidskader is gebaseerd op het beginsel dat de vervuiler betaalt, dat is geregeld in het Verdrag van Lissabon. Hoewel dit kader betrekking heeft op "zuivere ecologische schade" die door de overheid wordt gereguleerd, hangt de bescherming van het recht op een gezond milieu er ook mee samen. Als mensen worden getroffen, kunnen zij, of andere belanghebbenden zoals NGO's, aanspraak maken op een rechtsmiddel.

De EU heeft ook milieucriminaliteit gereguleerd. Dit is een inbreuk op de milieuwetgeving die het milieu en de menselijke gezondheid daadwerkelijk of potentieel schaadt. Deze inbreuken hebben voornamelijk betrekking op de illegale uitstoot van stoffen in de lucht, het water of de bodem, de illegale handel in wilde dieren en planten, de illegale handel in ozonafbrekende stoffen en de illegale overbrenging of storting van afval. Het Europees Milieuagentschap is bevoegd om de belanghebbenden te informeren. Alle lidstaten moeten deze regelgeving in hun wetgeving opnemen. In België zijn ook subnationale entiteiten bevoegd voor milieukwesties.

Meer informatie over dit onderwerp in Instrument 3.